-
In je huid liggen verschillende zintuigen waarmee je iets kunt voelen. Deze zintuigen zorgen voor verschillende waarnemingen.Welke zintuigen worden hierbij vaak onderscheiden?
- ?drukzintuigen, smaakzintuigen, warmtezintuigen en koudezintuigen
- ?dukzintuigen, warmtezintuigen, koudezintuigen en pijnzintuigen.
- ?drukzintuigen, warmtezintuigen, koudezintuigen en gezichtszintuigen.
- ?drukzintuigen, pijnzintuigen, reukzintuig en warmtezintuigen.
-
Wat verstaan we onder het verschijnsel gewenning
- ?Wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt neemt de impulsfrequentie af.
- ?Wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt neemt de impulsfrezuentie toe.
- ?Wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt blijft de impulsfrequentie gelijk.
-
1. licht wordt de adequate prikkel voor de zintuigcellen in je ogen genoemd.
2. Elke zintuigcel heeft voor elke soort prikkel dezelfde prikkeldrempel
Welke bewering(en) is(zijn) juist?
- ?Alleen bewering 1 is juist.
- ?Alleen bewering 2 is juist.
- ?Allebei de beweringen zijn juist.
- ?Geen van beide beweringen is juist.
-
Wanneer tastknopjes een rol spelen bij bepaalde waarnemingen ondergaat je huid dan;
- ?vorm verandering over een groot oppervlak
- ?vorm verandering over een klein oppervlak
- ?geen vormverandering
-
1. Pijnpunten komen overal in het lichaam voor.
2. Een harder geluid leidt tot een lagere impulsfrequentie in je gehoorzenuwen dan een zachter geluid.
3. De adequate prikkel voor de evenwichtzintuigen is druk.
Welke bewering(en) is(zijn) juist?
- ?Alleen bewering 1.
- ?Alleen bewering 1 en 2.
- ?Alle 3 de beweringen.
-
Hoe komt het dat als je soms met een bepaalde hoek kijkt je niks ziet?
- ?Door de blinde vlek.
- ?Door de iris.
- ?Door het vaatvlies.
- ?Door de gele vlek.
-
Wat zorgt voor de stevigheid van het oog?
- ?Het glasachtig lichaam.
- ?De oogkas.
- ?Het glasachtig lichaam en het harde oogvlies.
- ?De oogkas en het harde oogvlies.
-
Waar liggen de traanklieren?
- ?Onder de huid boven het oog.
- ?Onder de huid naast je oog.
- ?Onder de huid onder de ogen.
-
Wat zorgt voor een scherp beeld op het netvlies?
- ?De iris en de pupil.
- ?Het straalvormig lichaam en de pupil.
- ?Het straalvormig lichaam en de lens.
- ?De lens en de pupil.
-
Wanneer ontstaat er een impuls in de zenuwcellen?
- ?Wanneer de prikkel de prikkeldrempel overschrijdt.
- ?Wanneer de prikkel gelijk is aan de prikkel drempel.
- ?Wanneer de prikkel lager is dan de prikkeldrempel.
-
1.Een adequate prikkel is een prikkel waarvoor de prikkeldrempel van een zintuigcel het laagst is.
2.Pijnpunten zijn vrije zenuwuiteinden en komen op bepaalde plekken in je lichaam voor.
Welke bewering(en) is(zijn) juist?
- ?Alleen bewering 1 is juist.
- ?Alleen bewering 2 is juist.
- ?Allebei de beweringen zijn juist.
- ?Geen bewering is juist.
-
Waar komt het licht naar binnen bij het oog?
- ?Iris
- ?Netvlies
- ?Lens
- ?Pupil
-
Waar bevinden zich de evenwichtszintuigen?
- ?In de kleine hersenen.
- ?In je grote hersenen.
- ?In je hersenstam.
- ?In je oren.
-
1. Wanneer je verziend bent heb je een negatieve lens nodig.
2. Wanneer je bijziend bent heb je een positieve lens nodig.
Welke bewering(en) is(zijn) niet juist?
- ?Alleen bewering 1 is niet juist.
- ?Alleen bewering 2 is juist.
- ?Allebei de beweringen zijn niet juist.
- ?Geen van beide beweringen is niet juist.
-
Het is heel donker en je ziet bijna niks. Wat doet je pupil?
- ?Die blijft gelijk.
- ?Die wordt groter.
- ?Die wordt kleiner.
-
1. De blinde vlek bevat geen zenuwen.
2. De lens bevind zich achter de iris en de pupil.
Welke bewering(en) is(zijn) juist?
- ?Alleen bewering 1.
- ?Alleen bewering 2.
- ?Allebei de beweringen.
- ?Geen van beide beweringen is juist.
-
Wat is de functie van een traanbuis?
- ?Vervoert traanvocht naar de ogen.
- ?Vervoert traanvocht van je ogen naar je neus.
- ?Maakt traanvocht aan.
-
Wat is de adequate prikkel voor het gezichtszintuig?
- ?Licht
- ?Druk
- ?Warmte
-
Wat zorgt er voor dat het vuil uit je oog blijft?
- ?Wenkbrauwen
- ?Wimpers
- ?Traanvocht
- ?Oogleden
-
Hoe worden vrije zenuwuiteinden nog meer genoemd?
- ?Tastknopjes
- ?Receptoren
- ?Pijnpunten
-
Waardoor ontstaat er lichtbreking?
- ?Door het hoornvlies.
- ?Door de ooglens.
- ?Door het hoornvlies, het vocht in de voorste kamer, de ooglens en het glasachtig lichaam.
-
Wat is de voorwerpafstand?
- ?De afstand tussen een voorwerpen de lens.
- ?De afstand tussen een voorwerp en het brandpunt.
- ?De afstand tussen een voorwerp en de plaats waar een beeld wordt gevormd.
-
Stel dat de afstand tussen de lens en de plaats waar het beeld wordt gevormd 6 cm is. De afstand russen het voorwerp en de lens is 10 cm, Hoe groot is de brandpuntafstand?
- ?4,0 cm
- ?16 cm
- ?3,75 cm
- ?4,1 cm
-
Wat betekent de term geconvergeerd?
- ?Breking van het licht.
- ?Bundeling van het licht.
- ?Spreiding van het licht.
-
1. Een persoon die bijziend is kan een voorwerp van dichtbij heel duidelijk zien.
2. Een persoon die verziend is heeft moeite met een boek lezen.
Welke bewering(en) is(zijn) niet juist?
- ?Alleen bewering 1.
- ?Alleen bewering 2.
- ?Allebei de beweringen zijn niet juist.
- ?Geen van beide beweringen zijn niet juist.
-
Als je iets in de verte niet goed kan zien knijp je je ogen een beetje. Welke speren trek je hierbij aan en wat gebeurt er met de lensbandjes?
- ?De straalsgewijs lopende spieren, hierdoor worden de lensbandjes strak getrokken en worden de ogen minder bol.
- ?De straalsgewijs lopende spieren, hierdoor worden de lensbandjes minder strak getrokken en worden de ogen boller.
- ?De kringspieren, hierdoor worden de lensbandjes strakker getrokken en de ogen minder bol.
- ?De kringspieren, hierdoor worden de lensbandjes minder strak getrokken en de ogen boller.
-
Wat is staar?
- ?Het afnemen van de elasticiteit van de ooglenzen.
- ?Een vertroebeling van de ooglens.
- ?Het minder kunnen accomoderen van de ogen.
-
Welk(e) verschijnsel(en) kom(t)(en) vooral voor bij oudere personen?
- ?Narcolepsie
- ?Verziendheid
- ?Staar
- ?Staar en veziendheid.
-
Wat betekent de term gedivergeerd?
- ?Gebroken
- ?Verkleind
- ?Gespreid
-
Je kijkt naar een voorwerp op 4,5 m afstand. Hoe is de diameter van de straalvormige lichamen?
- ?Klein
- ?Groot
- ?Kan je niet weten met alleen deze informatie.
-
Met welk apparaat is de werking van het oog te vergelijken?
- ?Videocamera
- ?Wasmachine
- ?Fototoestel
- ?Vergrootglas
-
Hoe wordt de kleinste afstand waarop een voorwerp scherp kan worden gezien genoemd?
- ?Dichtbijheidspunt
- ?Scherpheidspunt
- ?Nabijheidspunt
-
Wat is er aan de hand met de oogbollen van een persoon die bijziend is?
- ?De oogbollen zijn te kort.
- ?De oogbollen zijn beschadigd.
- ?De oogbollen zijn te lang.
-
Wat is de functie van de pigmentcellen?
- ?De zintuigencellen beschermen tegen te sterke lichtprikkels.
- ?Het absorberen van te veel licht.
- ?Kleur geven aan het oog.
-
Wat gebeurt er met de pigmentcellen als er veel licht op het netvlies valt?
- ?De pigmentcellen gaan aan de binnenkant van het netvlies zitten.
- ?De pigmentcellen gaan tussen de zintuigcellen zitten.
- ?Er gebeurt helemaal niets.
-
Wat is de/een functie van de gele vlek?
- ?Het is de plaats waar alles zenuwcellen zich bundelen om het ook te verlaten.
- ?Deze vlek zorgt ervoor dat je de kleur geel kan onderscheiden.
- ?Geen, het is een rudimentair overblijfsel.
-
Uit hoeveel lagen bestaat het netvlies?
- ?3 lagen
- ?2 lagen
- ?1 laag
-
Waar bevinden zich de kegeltjes?
- ?In en rond de gele vlek.
- ?Overal verspreid op het netvlies.
- ?Zowel in de gele vlek als op het netvlies.
-
Heeft de pupilreflex invloed op het geprikkelde oppervlakte van het netvlies?
- ?Ja het oppervlak wordt kleiner gemaakt.
- ?Ja het oppervlak wordt groter gemaakt.
- ?Nee de oppervlakte blijft hetzelfde.
-
Hoe zorgt de pupil dat er niet te veel licht op het netvlies komt?
- ?Door samenspanning van de straalsgewijs lopende spieren.
- ?Door samenspanning van de kringspieren.
- ?Door ontspanning van de kringspieren.
-
Waar worden de impulsen uit beide ogen verwerkt tot 1 geheel?
- ?In de kleine hersenen.
- ?In de hersenstam.
- ?In de grote hersenen.
-
Naar welk oog gaan de zenuwen vanuit het linker gezichtscentrum?
- ?Naar het linkeroog.
- ?Naar het rechteroog.
- ?Naar beide ogen.
-
Voor welke kleuren zijn de kegeltjes gevoelig?
- ?Geel, blauw en rood.
- ?Groen, blauw en rood.
- ?Geel, blauw, groen en rood.
-
1. De blinde vlek bevat geen zintuigcellen.
2. De uitlopers van zenuwcellen gaan door het netvlies en het vaatvlies heen.
Welke bewering(en) is(zijn) juist?
- ?Alleen bewering 1.
- ?Alleen bewering 2.
- ?Allebei de beweringen.
- ?Geen van beide beweringen is juist.
-
Tegen welk vlies liggen de pigmentcellen?
- ?het netvlies
- ?het vaatvlies
- ?het harde oogvlies
-
1. O.i.v. licht wordt staafjesrood afgebroken.
2. In de laag zenuwcellen komt 1 type zenuwcel voor.
3. Er zijn 3 type kegeltjes.
Welke bewering(en) is(zijn) juist?
- ?Alleen bewering 3.
- ?Alleen bewering 1.
- ?Alle 3 de beweringen.
- ?Bewering 1 en 3.
-
Stel dat er rood licht in je ogen schijnt. Wordt staafjesrood nu afgebroken?
- ?Ja
- ?Nee
- ?Misschien ligt niet aan de kleur van het licht maar aan de hoeveelheid.
-
Waardoor wordt de intensiteit van het licht dat op het netvlies valt vooral geregeld?
- ?Door de wimpers.
- ?Door de pupilreflex.
- ?Door zowel de wimpers als de pupilreflex.
-
Wanneer er fel licht in je ogen schijnt wordt de pupil kleiner. Welke spieren trekken zich dan samen?
- ?De kringspieren.
- ?De straalsgewijs lopende spieren.
- ?Zowel de kringspieren als de straalsgewijslopende spieren.
-
1. kegeltjes hebben een hogere prikkeldrempel dan staafjes.
2. met de gele vlek kun je het scherpst zien.
Welke bewering(en) is(zijn) niet juist?
- ?Alleen bewering 1.
- ?Alleen bewering 2.
- ?Allebei de beweringen.
- ?Geen van beide beweringen is niet juist.